Leren van meesters: hoe effectieve praktijkkennis te ontsluiten?

In veel organisaties zit de meeste waardevolle kennis niet in handleidingen of databases, maar in de hoofden van mensen. Het gaat om zogenaamde tacit knowledge, impliciete, moeilijk te verwoorden kennis die ontstaat door ervaring, intuïtie en jarenlange oefening. Maar hoe krijg je die kennis boven tafel?

Leren van anderen in de praktijk betekent dat je toegang krijgt tot de manier waarop experts denken, beslissen en handelen. De kunst is om hen zodanig te bevragen dat ze niet alleen vertellen wat ze doen, maar ook waarom en hoe. In het najaar zal daarvoor een nieuw ontwikkelde methode worden gepresenteerd op basis van mijn 2e promotieonderzoek.

Vijf categorieën van kennisontsluiting

  1. Probleemgericht en oplossingsgericht bevragen

Technieken zoals Limited Information en After Action Review leggen bloot hoe experts problemen herkennen, analyseren en oplossen. Vragen als “Wat gebeurde er echt?” en “Welke strategie heb je gebruikt?” zorgen voor inzicht in aanpakken die buiten standaardprocedures vallen.

  1. Structureren en visualiseren van kennis

Met methoden als Concept Sorting, Mental Imaging en Laddered Grids worden abstracte denkprocessen tastbaar gemaakt. Denk aan het groeperen van kernbegrippen op kaartjes of het samen bouwen van een kennisboom. Zo wordt impliciete kennis zichtbaar en overdraagbaar

  1. Reflectie op kritieke situaties en beslissingen

De Critical Decision Method en technieken rond Critical Incidents helpen experts reflecteren op momenten van hoge druk. Ze maken duidelijk welke signalen belangrijk waren, welke fouten dreigden, en hoe keuzes tot stand kwamen. Daarmee ontstaan rijke leermomenten voor collega’s of nieuwkomers.

  1. Perspectiefwisselingen en narratieven

Door experts te laten denken als een eindgebruiker of tester (Perspective Based Reading) of hun verhalen in tijdlijnvorm te laten reconstrueren (Narratives), ontstaat inzicht in hoe kennis zich ontwikkelt en hoe deze toegepast wordt in wisselende contexten.

  1. Formalisering en overdracht

Technieken als Laddering, Grid Techniques en het Teachback Interview helpen om kennis te formaliseren: van losse observaties naar gestructureerde formats, geschikt voor opleiding of procesverbetering. Ze leggen classificaties, vergelijkingen en definities bloot die anders impliciet blijven.

Wat leveren deze analyses op?

  • Essentiële kennis veiligstellen voordat ervaren krachten vertrekken.
  • Beter opleiden dankzij praktijkgerichte casussen en besluitvormingspatronen.
  • Fouten voorkomen
  • Sneller innoveren omdat verborgen expertise sneller gedeeld en benut wordt.
  • Overdracht over hoe werk “echt” gebeurt, buiten de formele regels om.

Conclusie

Leren van anderen in de praktijk vraagt om vakmanschap in vragen stellen. Wie gebruikmaakt van deze interviewtechnieken, krijgt niet alleen verhalen, maar vooral ook strategieën, valkuilen en routines. Daarmee wordt niet alleen kennis bewaard, maar wordt de organisatie slimmer van binnenuit.

Max Herold
Juni 2025

Bijlage: De genoemde methoden

I: ‘Beperkte informatie’ (Limited Information)

  1. Kunt u mij vertellen over de context van het probleem?
  2. Wat zijn algemene regels binnen dit domein?
  3. Wat is de aard (wat zijn de kenmerken) van het probleem?
  4. Wat is de oplossing voor het probleem?
  5. Wat is uw probleemoplossingsstrategie, welke stappen leiden tot de oplossing?
  6. Zijn er verschillende scenario’s die moeten worden opgesteld en gebruikt?
  7. Wat zijn relevante specifieke informatie-items binnen het probleemoplossingsproces?Hoffman, R. R., Shadbolt, N. R., Burton, A. M., & Klein, G. (1995). Eliciting knowledge from experts: A methodological analysis. Organizational behavior and human decision processes62(2), 129-158.

II: Structureringstechnieken van materialen of ‘inputs’

  1. Welke materialen en/of ‘inputs’ gebruikt u bij het uitvoeren van uw (impliciete) vaardigheid?
  2. Als u deze materialen of ‘inputs’ zou structureren, hoe zou u dat doen?
  3. Als u dat hebt gedaan, volgens welke criteria heeft u het zo gestructureerd? (Wat was belangrijk in de manier waarop u het gestructureerd hebt en waarom?)

Eriksson, H. (1992). A survey of knowledge acquisition techniques and tools and their relationship to software engineering. Journal of Systems and Software, 19(1), 97-107.

III: Terugblik na actie (After Action Review)

  1. Wat was de bedoeling?
  2. Wat is er werkelijk gebeurd?
  3. Waardoor ontstonden de verschillen?
  4. Wat kunt u leren van deze ervaring?

Ruiz, C., & Cline, P. (2018). After Action Review. Mission Critical Team Institute.

IV: ‘Concept sorting’

  1. Kunt u mij iets vertellen over het probleemdomein?
  2. Geef mij wat woorden die u associeert met uw (impliciete) vaardigheid, die ik als interviewer op kaartjes schrijf?
  3. Kunt u iets vertellen over elk kaartje? Zijn er beelden, video’s, tekstbestanden die een woord (concept) concreter maken?
  4. Wat zegt een kaartje over de beslissingen die u moet nemen bij het uitvoeren van uw impliciete vaardigheid?
  5. Als u de kaartjes op tafel legt, wat is dan de relatie tussen de verschillende kaartjes?
  6. Is het mogelijk om de kaartjes in meer algemene categorieën te sorteren? Geef mij de volgende woorden en we herhalen het proces.

McLaughlin, K., & Mandin, H. (2002). Using “concept sorting” to study learning processes and outcomes. Academic Medicine, 77(8), 831-836.

V: Het Communicatiemodel (Basis) / Onderdeel van CommonKADS

  1. Wat is belangrijke ‘inhoud’ (informatie) waar u mee te maken heeft bij het uitvoeren van uw impliciete vaardigheid? Waarom?
  2. Met wie en hoe moet u communiceren binnen de organisatiehiërarchie?
  3. Met wie, waarover, hoe en hoe vaak moet u interorganisationeel communiceren?

Studer, R., Fensel, D., Decker, S., & Benjamins, V. R. (1999). Knowledge engineering: survey and future directions. In XPS-99: Knowledge-Based Systems. Survey and Future Directions: 5th Biannual German Conference on Knowledge-Based Systems, Würzburg, Germany, March 3-5, 1999. Proceedings 5 (pp. 1-23). Springer Berlin Heidelberg.

VI: Perspective Based Reading (modelleren)

  1. Stel u voor dat u eindgebruiker, tester, softwareontwerper of inspecteur bent en u moet het ontwikkelde protocol gebruiken.
  2. Wat mist u?
  3. Wat is onduidelijk?
  4. Wat zijn defecten?

Shull, F., Rus, I., & Basili, V. (2000). How perspective-based reading can improve requirements inspections. Computer, 33(7), 73-79.

VII: ‘Foto-Elicitatie’

  1. Kunt u mij enkele foto’s laten zien die iets zeggen over (de uitvoering van) uw impliciete vaardigheid?
  2. Kunt u mij meer vertellen over deze foto’s in relatie tot uw impliciete vaardigheid?

Harper, D. (2002). Talking about pictures: A case for photo elicitation. Visual studies17(1), 13-26.

VIII: Mentale verbeelding

  1. Experts worden gevraagd hun ogen te sluiten of zich anderszins af te zonderen. Dit activeert en verduidelijkt mentale beelden van relaties.
  2. Experts schrijven hun “verhaal” op werkbladen.
  3. Ze maken een grafische beschrijving van de relatie: eerst worden ankerpunten geplaatst.
  4. Daarna tekenen ze de vorm van de relatie tussen de ankerpunten.
  5. In de discussiefase worden de beschrijvingen getest en verbeterd.
  6. Elke expert deelt zijn beschrijving met de groep om de consistentie te evalueren.

Ford, D. N., & Sterman, J. D. (1998). Expert knowledge elicitation to improve formal and mental models. System Dynamics Review: The Journal of the System Dynamics Society14(4), 309-340.

IX: ‘Hardop denken’

  1. Wat zijn de handelingen die u verricht bij het uitvoeren van uw impliciete vaardigheid?
  2. Is er een bepaald ‘patroon’ of procedure in deze handelingen?
  3. Welke beslissingen neemt u tijdens het uitvoeren?
  4. Hoe neemt u deze beslissingen?
  5. Wat is belangrijk bij het nemen van deze beslissingen?

Van Someren, M., Barnard, Y. F., & Sandberg, J. (1994). The think aloud method: a practical approach to modelling cognitive. London: AcademicPress11(

X: Algoritmes (Fitts en Anderson)

  • Fase 1: Welke instructies kreeg u bij het aanleren van deze vaardigheid?
  • Fase 2: En toen u de vaardigheid verfijnde, wat voegde u toe aan die instructies (belangrijke lessen)?
  • Fase 3: Wat is automatisch geworden, en wat blijft bewust bij het uitvoeren van uw impliciete vaardigheid?

Heatherton, J. R., & Vikan, T. T. (1990). An introduction to expert systems and knowledge acquisition techniques. Air Force Institute of Technology.

XI: Kritieke incidenten

  1. Welke kritieke incidenten zijn gebeurd of kunnen gebeuren bij het uitvoeren van uw impliciete vaardigheid?
  2. Kunt u meer vertellen over elk incident? Wat gebeurde er of wat kon er gebeuren?
  3. Wat was behulpzaam en wat niet?
  4. Wat zijn belangrijke voorwaarden om effectief met een kritiek incident om te gaan?
  5. Als ik als interviewer uw vaardigheid wil leren, welke instructies zou u mij geven m.b.t. deze incidenten?

Flanagan, J. C. (1954). The critical incident technique. Psychological bulletin51(4), 327.

XII: Kritieke incidenten – Verdieping

  1. Selectie: Kunt u een incident beschrijven m.b.t. uw impliciete vaardigheid dat cognitieve componenten bevatte?
  2. Tijdlijn: Welke belangrijke gebeurtenissen waren er, en hoe zou u deze op een tijdlijn zetten?
  3. Verdieping: Kunt u meer details geven over de context, uw handelingen en uw beslissingen?
  4. Wat als: Welke fouten zijn (bijna) gemaakt? Hoe zou u daarop reageren?
  5. Beperkingen: Zijn er grenzen of beperkingen die u moet overwegen? Wat betekent dat voor uw handelen?

Flanagan, J. C. (1954). The critical incident technique. Psychological bulletin51(4), 327.

XIII: Kritieke besluitvorming die expertise bemiddelt

  • Signalen: Wat zag, hoorde, rook u?
  • Kennis: Welke informatie gebruikte u en hoe kreeg u die?
  • Analogieën: Dacht u aan eerdere situaties?
  • Scenario’s: Past deze situatie in een standaard scenario?
  • Doelen: Wat waren uw doelen?
  • Opties: Welke opties overwoog u?
  • Keuze: Hoe koos u en wat wees u af?
  • Vooruitzicht: Had u een voorstelling van gevolgen?
  • Ervaring: Welke training of ervaring hielp?
  • Besluitvorming: Was er tijdsdruk?
  • Hulp: Wat had kunnen helpen?
  • Situatieanalyse: Hoe zou u dit uitleggen aan een collega?
  • Fouten: Welke fouten zijn waarschijnlijk?
  • Hypothetisch: Wat als een belangrijk kenmerk anders was geweest?

Klein, G. A., Calderwood, R., & Macgregor, D. (1989). Critical decision method for eliciting knowledge. IEEE Transactions on systems, man, and cybernetics19(3), 462-472.

XIV: Kritieke Besluitvormingsmethode

Zelfde vragen als XIII, met de focus op het herstructureren van een specifiek incident via tijdlijn en diepgaande reflectie.

Klein, G. A., Calderwood, R., & Macgregor, D. (1989). Critical decision method for eliciting knowledge. IEEE Transactions on systems, man, and cybernetics19(3), 462-472.

XV: Kritieke Besluitvorming – Beknopt

  1. Informatie: Wat gebruikte u, hoe verkregen?
  2. Analogieën: Herinnerde u zich eerdere situaties?
  3. Scenario’s: Paste het in bekende patronen?
  4. Doelen: Wat wilde u bereiken?
  5. Opties: Wat waren de alternatieven?

Klein, G. A., Calderwood, R., & Macgregor, D. (1989). Critical decision method for eliciting knowledge. IEEE Transactions on systems, man, and cybernetics19(3), 462-472.

XVI: ‘Narratieven’

  1. Kunt u mij vertellen over een situatie waarin u uw impliciete vaardigheid gebruikte?
  2. Wat gebeurde er en wat deed u?
  3. Kunt u een tijdlijn maken van wat er gebeurde?
  4. Hoe wist u dat het werkte?

Dalkir, K. (2013). Knowledge management in theory and practice. routledge.

XVII: Expertise Transfer System (ETS)

  1. Oplossingsruimte: Wat zijn mogelijke oplossingen en waarom (niet)?
  2. Wat zijn verschillen tussen deze oplossingen?
  3. Zijn er parameters voor vergelijking?
  4. Hoe diagnosticeert u een situatie?
  5. Gebruikt u heuristieken voor diagnose en oplossing?

Bose, J. H. Personal Construct Theory and the Transfer of Human Expertise, ECAI-1984. In Proceedings of 6th European Conference on Artificial Intelligence,(Pisa 1984) Elsevier Science Publishers BV, North-Holland.

XVIII: Gesloten Curven Tekenen

  1. Kunt u meer vertellen over het probleem en de context?
  2. Welke tools of objecten gebruikt u bij het oplossen?
  3. Stel ze voor in een fysieke ruimte en teken lijnen.
  4. Wat is de relatie tussen deze elementen?

Heatherton, J. R., & Vikan, T. T. (1990). An Introduction to Expert Systems and Knowledge Acquisition Techniques (No. AFIT/LS/TR-90-1). AIR FORCE INST OF TECH WRIGHT-PATTERSON AFB OH.

XIX: Gewogen Netwerken

  1. Noem twee problemen A en B die u hebt opgelost.
  2. Wat zijn objecten/items/activiteiten bij A en B?
  3. Geeft u een gewicht (1–10) aan elk item.
  4. Wat zijn de overeenkomsten en verschillen tussen A en B?

Heatherton, J. R., & Vikan, T. T. (1990). An Introduction to Expert Systems and Knowledge Acquisition Techniques (No. AFIT/LS/TR-90-1). AIR FORCE INST OF TECH WRIGHT-PATTERSON AFB OH.

XX: Laddering

  1. Een boomstructuur toont typen en classificaties van kennis.
  2. Typen: concept-, proces-, samenstelling-, attribuut-ladders.
  3. Deze techniek is nuttig voor gestructureerde domeinen.

Hinkle, D. N. (1965). The change of personal constructs from the viewpoint of a theory of construct implications. Unpublished PhD thesis, Ohio State University, Columbus. Retrieved from http://www.pcp[1]net.org/journal/pctp10/hinkle1965.html

XXI: Roostertechniek (Grid technique)

  1. Selecteer elementen.
  2. Vraag: hoe verschillen 2 elementen van de derde?
  3. Koppel elementen aan constructen (tegenstelling, rangschikking, beoordeling).

Tan, F. B., & Hunter, M. G. (2002). The repertory grid technique: A method for the study of cognition in information systems. MIS quarterly, 39-57.

XXII: Triadische elicitatie

  1. Selecteer drie willekeurige concepten.
  2. Vraag naar gelijkenissen en verschillen.
  3. Zo worden attributen geëliciteerd.
  4. Stop wanneer er geen nieuwe verschillen meer zijn.

Reddy, P. C. P. (1999). A comparison of triadic and dyadic methods of personal construct elicitation. Journal of Constructivist Psychology12(3), 253-264.

XXIII: Laddered Grids

  1. Expert en interviewer maken samen een grafiek van relaties binnen een domein.
  2. Start met een kernitem.
  3. Navigeer de kaart met prompts (voorbeelden, alternatieven, gemeenschappelijkheden, eigenschappen).
  4. De interviewer tekent het netwerk.
  5. Dit helpt bij structureren en analyseren van kennis.

Lee, Y. S., Ryu, Y. S., Smith-Jackson, T. L., Shin, D. J., Nussbaum, M. A., & Tomioka, K. (2005). Usability testing with cultural groups in developing a cell phone navigation system. In Proceedings of HCI International (pp. 0-0).

Teachback Interview: De expert beschrijft een procedure aan de interviewer, die deze terug “onderwijst” aan de expert.

Eriksson, H. (1992). A survey of knowledge acquisition techniques and tools and their relationship to software engineering. Journal of Systems and Software, 19(1), 97-107.